Erfgoedplus.be vind meer dan je zoekt

Navigation Search

Dossier: Terug in de mobiliTIJD

Brabants of Belgisch?

Idyllischer kan het haast niet: iedereen kent en herkent het Brabants trekpaard in het glooiende landschap. Is het nu Belgisch of Brabants? In principe gaat het over het ‘Belgisch trekpaard’, tot stand gekomen door de kruising van drie oude rassen: het Vlaamse paard, de Ardenner en de Brabander. Het ‘Belgisch trekpaard’, het ‘Brabants trekpaard’ of ‘Brabander’ zijn synoniemen, maar in de eerste plaats vooral ‘Brabander’ genoemd omdat de kweek vooral in de provincie Brabant een succes was.

Het binnenhalen van de oogst, omstreeks 1900. Op de binnenkoer van een pachthof trekken twee boerenpaarden een hooiwagen voort. © Museum van het Belgisch trekpaard, Vollezele

In 1886 werd het stamboek van de ‘Sociëteit van het Belgisch Trekpaard’ opgericht. Door dit stamboek is het mogelijk de genealogie van elk boerenpaard na te gaan. Tussen 1875 en 1925 kende de paardenfokkerij in het Pajottenland een enorme bloei. De vraag naar trekkracht was in die periode dan ook erg groot: in de landbouw, het transport en de industrie. Vooral het dorp Vollezele, een deelgemeente van Galmaarden, kende vier grote fokkerijen en kreeg als bijnaam Peerdendorp. Na de Eerste Wereldoorlog bracht de opkomende mechanisering en de ontploffingsmotor de kweek van deze paarden een halt toe. Het Belgische trekpaard kende vanuit het Pajottenland een wereldwijde verspreiding: In 1910 werden ongeveer 35.000 Belgische trekpaarden geëxporteerd vanuit België naar Amerika, Canada, Rusland, Zweden, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland en Italië om de daar aanwezige paarden te kruisen en te verbeteren. In 1950 waren er nog ongeveer 200.000 trekpaarden in België.

Ter nagedachtenis van de Pajotse fokkers en het Brabants trekpaard werden er verschillende standbeelden opgericht. In Sint-Kwintens-Lennik domineert Prins, de ‘Trots van Brabant’ het marktplein. Het bronzen beeld is een eerbetoon aan het Brabantse trekpaard en is een realisatie van kunstenaar Koenraad Tinel. Het vier meter hoge beeld werd in 1992 ingehuldigd. © Godelieve Eeckhoudt

Kenmerkend was het ‘couperen’ van de staart. De staart werd afgehakt en het stompje werd toegeschroeid met een heet ijzer. Deze gewoonte ontstond omdat het paard tijdens het bewerken van het land met hun staart  zweepte, zodat de leidsels onder de staart kwamen te liggen, met de onbestuurbaarheid tot gevolg. Inmiddels is deze praktijk zowel in Nederland als in België bij wet verboden.

In het voormalige gemeentehuis van Vollezele kan men het museum van het Belgisch trekpaard bezoeken. De stichter en promotor van dit museum was Philippe van Dixhoorn, afstammeling van een van de stoeterijen. In 2012 kreeg het museum een volledig nieuwe inrichting. Naast de bestaande collectie wordt het verhaal van het boerenpaard opengetrokken naar nieuwe onderwerpen. Door middel van panelen, aanraakschermen en historisch filmmateriaal worden de bezoekers wegwijs gemaakt in de wereld van spierkracht, beroepen, ingespannen trekpaarden, het stamboek en het fokken van trekpaarden vroeger en nu.

Print deze pagina