Erfgoedplus.be vind meer dan je zoekt

Navigation Search

Dossier: Terug in de mobiliTIJD

Met de boerentram …

Rond 1875 had België al een sterk uitgebreid spoornetwerk, toch konden nog veel dorpen en gehuchten niet ontsloten worden. Daarom besliste de overheid om een secundair netwerk uit te bouwen om de afgelegen gebieden uit het isolement te halen.

In 1884 vaardigde koning Leopold II een wet uit ter oprichting van de ‘Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen’. Tegen het einde van de 19e eeuw bediende verschillende tramsporen het Pajottenland. In 1898 kon men van Brussel naar Ninove met de tram. Te Leerbeek, een deelgemeente van Gooik, kwam de hoofdstelplaats voor de exploitatie van de netten met de lijn Halle-Ninove en de lijn Brussel-Edingen.

De boerentram in al zijn glorie, opname1969. De tram van de naar Leerbeek bij het afrijden van de Groenenberg aan de Brusselsestraat te Sint-Martens-Lennik. Het motorrijtuig type 'S' sleept twee rijtuigen op draaistellen. © Lenniks Archief

De lijnen kenden een enorm succes. Veel land- en tuinbouwers konden met de tram naar de stad en de fabrieken waar ze hun producten konden verkopen op de markt of aan de verwerkende voedingsindustrie. Wekelijks werden lange trams ingelegd voor de marktdagen. Voor het eerst kreeg de stad nu ook pendelaars vanuit het omliggende land. De scholieren konden na de dorpsschool met de tram voortstuderen in de stad.

De eerste trams hadden stoomtractie. Tussen de twee wereldoorlogen werd het Pajottenland van een elektrisch bovennet voorzien. Vanaf de jaren ’50 ging het met de tram sterk achteruit. Vele particulieren kochten een wagen waarmee ze pendelden naar het werk. Op het eind van de jaren ’60 werden in het Pajottenland verschillende tramlijnen vervangen door autobussen. In 1972 reed de laatste tram van Leerbeek via Lennik naar Brussel, om dan definitief plaats te maken voor bussen. Op deze manier kwam er een einde aan de ‘Boerentram’, zoals de stedelingen hem noemden. De buurtspoorwegen hebben een belangrijke rol gespeeld in de economische, sociale en culturele ontsluiting van het Pajottenland en haalden de regio in het begin van de 20e eeuw uit haar isolement.

De Heemkundige Kring van Gooik gaf in 2004 een boeiend boek uit over de ‘Leerbeekse buurttrams’, geschreven door René De Loecker. Het boek kan je kopen bij de Gooikse heemkring.

De tramstatie te Sint-Martens-Lennik in 1971. De tram vertrok op het Rouppeplein in Brussel en had als eindstation Gaasbeek. Bemerkt de statige gietijzeren palen met opschrift 'Verboden op den spoorweg te gaan'.  © Lenniks Archief

In België is er nog één site die integraal bewaard bleef als buurtspoorwegstelplaats, namelijk de tramsite van Schepdaal. Op deze plek vonden trams onderdak en werden ze hersteld, was het trampersoneel thuis en stapten reizigers op. Schepdaal lag op de drukke lijn voor personen- én goederenvervoer tussen Brussel en Ninove, en maakte ook het Pajottenland bereikbaar. De beschermde site bestaat sinds 1887 en is nu in erfpacht van Herita. Ze werd opgeknapt en vertelt opnieuw haar verhaal. De historisch erg waardevolle trams – met zelfs een koninklijk rijtuig! – staan hier weer veilig.

Print deze pagina